In 2021 gaat er een nieuwe programmeringsperiode voor het Europees Sociaal Fonds (ESF+) van start. Deze programmeringsperiode loopt over de jaren 2021-2027. In dit nieuwsbericht wordt de voortgang geschetst. De ontwikkelingen tot nu toe:

  1. Beschikbaar budget ESF+ 2021-2027: De onderhandelingen in Brussel over het nieuwe Meerjarig Financieel Kader 2021-2027 (MFK) zijn nog volop bezig. Het is niet zeker of en zo ja hoeveel nieuwe ESF-middelen beschikbaar komen voor Nederland. Het ESF-budget ligt nog geenszins vast. Naar verwachting wordt het budget aan het einde van 2020 duidelijk waardoor het programma in de zomer van 2021 kan worden ingediend. Extra complicatie bij de onderhandelingen over het nieuwe MFK zijn de voorstellen van de Europese Commissie over het Just Transition Fund (JTF) van begin januari 2020. De Commissie wil dat de gelden uit dit fonds worden gecofinancierd met geld uit nationale middelen, EFRO én ESF+.
  2. Uitgangspunt voor het toekomstige ESF-programma is een focus op het ondersteunen van mensen met een kwetsbare arbeidsmarktpositie. Dit kan gaan om zowel werkzoekenden als werkenden in de 35 arbeidsmarktregio’s. Hiermee wordt voortgeborduurd op de bestaande ESF-structuur in die regio’s, maar ook op de bredere samenwerkingsstructuren die momenteel worden gestimuleerd in diezelfde arbeidsmarktregio’s. Er is een sterke mate van verwevenheid tussen de taken waar gemeenten voor staan en de taken waar de sociale partners voor staan. In plaats van verschillende programmalijnen te ontwikkelen voor sociale partners en gemeenten (zoals in vorige programmeringsperiodes van ESF het geval), wordt voorgesteld om de ESF middelen binnen het programma voor ESF 2021-2027 complementair aan elkaar in te zetten en om de samenwerking in de arbeidsmarktregio te stimuleren. Een deel van de ESF middelen blijft derhalve wel geoormerkt voor de sociale partners. De arbeidsmarktregio begint in gezamenlijkheid tussen gemeenten en sociale partners (en eventuele andere partners die van belang zijn voor een goed functionerende regionale arbeidsmarkt) met een analyse van de regionale arbeidsmarkt. Deze regionale arbeidsmarktanalyse wordt aangevuld met een analyse van de reeds aanwezige arbeidsmarktinfrastructuur. De sociale partners hebben aangeboden om via 27 samenwerkende O&O organisaties een beroepenanalyse te doen waarmee de groep kwetsbare werkenden kan worden geïdentificeerd. Deze analyse kan vervolgens worden vertaald naar de 35 arbeidsmarktregio’s en kan helpen om de inzet van de ESF middelen in de regio te bepalen. De VNG heeft interesse getoond in dit voorstel en gaat met de sociale partners om de tafel om dit verder uit te werken.
  3. De inzet is om te komen tot één gezamenlijke projectaanvraag per arbeidsmarktregio die gericht is op werkzoekenden, jongeren pro en vso, statushouders en Nederlanders met een niet-westerse migratieachtergrond, ex-gedetineerden en werkenden met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt. Een alternatieve variant is dat er per arbeidsmarktregio één aanvraag komt van de centrumgemeenten en één aanvraag van de sociale partners.In het geval de sociale partners toch de regionale aanpak afwijzen, komt er één nationale aanvraag vanuit de O&O fondsen. Het ministerie van SZW probeert dit met alle macht te voorkomen, omdat het ministerie de regionale aanpak juist wil stimuleren.
  4. Gezien de gestelde prioriteiten, de geïdentificeerde problemen en de hiervoor beoogde aanpak en de Nederlandse positie aangaande het ESF wordt de volgende bestemming voorgesteld voor de ESF middelen per arbeidsmarktregio.
    1. Het grootste deel van het budget (84%) wordt direct besteed aan het hoofddoel om in de 35 arbeidsmarktregio’s de mensen in een kwetsbare positie te ondersteunen. Van dit budget wordt:
      • 60% bestemd voor de gemeenten voor de algemene kwetsbare werkzoekendendoelgroep (binnen deze 60% moet weer minimaal 30% ten van het budget besteed worden voor de doelgroep leerlingen van het pro en vso);
      •  30% bestemd voor de sociale partners (inclusief capaciteitsopbouw);
      • 10% bestemd voor de gemeenten met als oormerking doelgroep statushouders en Nederlanders met een niet-westerse migratieachtergrond;
    2. Het resterende deel van het ESF+ budget (16%) wordt als volgt ingezet:
      • 5% voor re-integratie van gedetineerden en jongeren in een jeugdinrichting tbv de Dienst Justitiële Inrichtingen van het Ministerie van J&V.
      • 2% voor sociale integratie van mensen die risico lopen op armoedebestrijding of sociale uitsluiting (meest behoeftigen). Dit betreft het vervolg op het huidige EFMB (Europees Fonds Meest Behoeftigen). De door de EC voorgestelde minimumallocatie betreft 2%.
      • 5% voor sociale innovatie en sociale experimenten.
      • 4% voor uitvoering en controle van het programma door de verantwoordelijke nationale ESF autoriteiten.
  5. Verdeling van de ESF-middelen aan de 35 arbeidsmarktregio’s vindt plaats op basis van het objectief verdeelmodel Participatiebudget. Per regio wordt een samenwerkingsverband gevormd dat ten minste bestaat uit een centrumgemeente en een partij die de sociale partners vertegenwoordigt. Op grond van de conceptverordening EU bedraagt de ESF-financiering 40% van de subsidiabele kosten. Dit betekent dat 60% cofinanciering beschikbaar moet komen vanuit de begunstigde van het project/de projecten. Bij de verdeling van de ESF+ middelen komt nog wel de cofinanciering in het kader van het JTF. Exacte consequenties zijn nog niet helder.
  6. Door het ministerie wordt voorgesteld om begin 2021 een eerste ESF-subsidieronde te organiseren waarin we aan iedere arbeidsmarktregio (samenwerkingsverband van gemeenten, sociale partners en pro- en vso-veld) een bedrag beschikbaar stellen om in het eerste half jaar van 2021 deze regionale analyse uit te voeren, een kader op te stellen voor de regionale inzet van ESF-middelen en een regionale ESF-aanvraag (of twee ESF-aanvragen) voor te bereiden.